MIJN LEVENSVERHAAL

(Dit is een beknopte weergave van het boek “ Gaandeweg Gegrond”)

Het is het bijzondere verhaal waarom ik mij een Letse vrouw voel, terwijl ik nooit in Letland heb gewoond.

Ik ben in de turbulente tijden van de Tweede Wereldoorlog verwekt door Letse ouders en heb de eerste zestien jaar van mijn leven gewoond in een vluchtelingenkamp in Duitsland. Deze eerste zestien jaren zijn bepalend geweest voor mijn gevoelens van verbondenheid met de Letse cultuur. Mijn moeder is gevlucht uit Letland en niet meer teruggekeerd.

Colofon         :  Levensboeken project Ravelijn

Verteller       : Maija Pudele

Schrijver      : Janneke van Luijk

Lay-out        : Perry Hierck en Janneke van Luijk

Eindredactie: Kees van Luijk en maria Hartog

MIJN MOEDER, ELLA PUDELE

Mijn moeder is geboren op 1 Maart 1916 in Rujiena in het noorden van Letland. Haar vader, mijn opa dus, was timmerman en maakte kunstzinnige houtsnijwerken. Hij stierf toen mijn moeder twee jaar oud was. Mijn oma had toen geen inkomen en is van boerderij naar boerderij getrokken om daar te werken. Ella en haar broer Arnold bleven achter bij hun oma. Zij werkte als kinderoppas op de boerderijen en nam haar kleinkinderen gewoon mee. Ella heeft hooguit 6 jaar onderwijs genoten. Op haar zestiende is zij naar Riga vertrokken. Ze werd hulpje in de huishouding bij rijke mensen. Ze was ook serveerster en kamermeisje. Later bleek dat zij ernstig ziek was: TBC.

Op mijn 23ste ben ik naar Nederland gegaan en is mijn moeder in Lübeck achtergebleven. Dat was een moeilijke en cruciale stap in mijn leven. Ze kwam vaak op bezoek en bleef lang logeren. Er werd dan Duits, Lets en Nederlands gesproken. “Ze was de liefste Oma”. Het was een feest als Oma er was.

De ouders van Ella. Mijn Opa en Oma.

Aan het eind wordt verteld wat zich allemaal afspeelde in Letland tijdens de oorlog en waarom Ella wegvluchte.

MIJN GLOBALE LEVENSLIJN

Ik ben geboren uit een Letse vader, Helmuts Bura en een Letse moeder, Ella Pudele op 13 Februari 1945. Mijn vader was een Letse soldaat, die in de oorlogstijd uit het zicht is verdwenen. Mijn moeder woonde in haar jeugd in de buurt van Valmiera en werkte later in Riga, de hoofdstad van Letland. Aan het eind van de oorlog kwam er in 1944 een Russische invasie. Toen is mijn moeder gevlucht en opgestapt op de laatste vluchtelingenboot, die uit Riga vertrok. Na vele omzwervingen via Polen en Midden-Duitsland belandde zij in een vluchtelingenkamp te Geesthacht. Daar ben ik geboren. Ik ben daardoor van geboorte een Letse en was in Duitsland stateloos. We hadden de internationale vluchtelingenstatus van de IRO (International Refugee Organization).

De meeste vluchtelingen probeerden door te reizen naar Amerika, Canada of Engeland. Edoch mijn moeder was Tbc-patiënt en werd geweigerd. Zij is maanden opgenomen geweest in een sanatorium te Mölln. Ik werd door andere kampbewoners opgevangen. 

 Het eerste kamp in Geesthacht was een barakkenkamp dat in 1950 werd opgeheven. Wij kwamen toen in Lübeck terecht. We zagen vaak de letters DP. Pas later werd mij de betekenis duidelijk: “Displaced Persons”. Ik heb daar tot mijn zestiende gewoond. Voor kinderen was het kamp een prettige wereld. Een Letse wereld vol kinderen, ik had veel vriendjes om mee te spelen. Er was weinig contact met de Duitse samenleving. Zij beschouwden ons als tweederangs burgers.    

Lübeck was nauwelijks verwoest. De stad lag op een kruispunt van meerdere routes van oorlogsvluchtelingen. Lübeck ving grote aantallen vluchtelingen op. Voor 1940 woonden er 155.000 mensen, op 31 december waren dat er 250.000. De behuizing van de vluchtelingen was aanvankelijk heel krap. Begin 1946 werden ook Baltische soldaten die bij de Wehrmacht dienst hadden gedaan opgenomen in onze kampen. Er woonden voornamelijk vrouwen en kinderen. Veel mannen waren immers in de oorlog gesneuveld. Op 1 juli 1950 kwamen de DP-kampen onder Duits bestuur. Er werd door Amerikanen voorlichting gegeven en er werden diverse taalcursussen aangeboden om DP’s, die alsnog naar het buitenland wilden, te steunen. De achtergebleven DP’s behielden de status “heimatlosen Ausländers”. Met deze statusverandering eindigde de verzorgingsplicht van de IRO. Het werd noodzakelijk om de vluchtelingen te integreren in de Duitse samenleving en een goede infrastructuur te creëren. Zo werden er vergunningen afgegeven  voor de winkeltjes en bedrijfjes die in de kampen waren ontstaan. Op de eerste plaats stond verbetering van de Duitse taal. De schooltjes op de kampen werden gesloten en de kinderen opgenomen in Duitse scholen.  

 

De Letse bewoners van het kamp hielden hun cultuur hoog, alle Letse feestdagen werden gevierd. Het was cultureel een heerlijke plek, ik heb daar vel Lets gezongen en gedanst. We hadden een eigen Lutherse kerk, een eigen folklore dansgroep waarmee we optraden ook in andere kampen. We hadden niks, maar wel veel plezier. Vooral het kerstfeest kan ik mij nog goed herinneren. We kregen soms kleding en levensmiddelen in de vorm van “CARE” pakketten uit Amerika. In de zomer werden we door Pax Christi uitgezonden naar gezinnen in het buitenland. Zo ben ik in Zweden en Engeland geweest en was ik drie keer in Nederland. 

In 1960-1961, op mijn zestiende, werd het kamp in Lübeck gesloten. We werden in drie groepen verdeeld, met de bedoeling meer te integreren in de Duitse samenleving. Van de Duitse staat kreeg iedere bewoner woonruimte. Mijn moeder en ik kregen een tweekamerflatje in een flatgebouw van drie hoog: twee kamers en een keukentje, een eigen bad en toilet. Zo veel luxe had ik nog nooit meegemaakt! Het was voor mij de hemel op aarde. Je kon het toilet zelfs op slot doen, dat was heel wat anders dan we op het kamp gewend waren!

 In het kamp was een soort voorbereidende school, waar ik vanaf mijn vierde jaar heen ging. Vanaf mijn zesde moest ik naar de Duitse school. Thuis werd alleen Lets gesproken. De Duitse taal was mij vreemd. Ik heb er lang over gedaan om de taal te leren. Mijn moeder moest ook de Duitse taal leren. In de vierde klas van de basisschool wordt in Duitsland examen afgenomen voor de selectie voor het voortgezet onderwijs. Door mijn taalachterstand heb ik het niet gehaald. Om mijn beperkte opleiding uit te breiden heb ik de tweejarige huishoudschool gedaan en zo het middelbare schoolniveau gehaald. 

Op mijn achttiende ben ik in de verpleging gegaan en ben ik operatiekamerverpleegkundige geworden. Ik ben er best trots op en ben ook gelukkig geweest in mijn beroep. Op mij drieëntwintgste solliciteerde ik in Nederland. Ik had een goed gevoel bij Nederland. Ik was immers vanuit het kamp bij gezinnen in Groningen, Emmeloord en in Bennekom geweest. In Bennekom ben ik meerdere malen privé op bezoek geweest. In dat gezin was een leuke babysitter, Berry Willemsen, die later mijn man is geworden.

Toen ik naar Nederland kwam wilde ik eerst op eigen benen leren staan en pas later trouwen. Ik ging in 1968 in Hilversum wonen en werken als OK-verpleegkundige.

Op 7 Mei 1969 ben ik getrouwd met Berry. In 1970 is onze dochter Carola geboren, in1972 onze zoon Max.

Ik ben toen met werken gestopt, ik wilde thuis zijn voor mijn kinderen. 

In 1987 wilde ik weer werken en vond werk in het ziekenhuis van Hilversum, later in Amersfoort.

Dat me dat gelukt is, daar ben ik heel trots op, want ik had immers bijna achttien jaar niet gewerkt!

Ik werkte als instrumenterende en chirurgische assistente bij de afdeling Chirurgie.

We zijn in 1998 gescheiden na bijna 30 jaar huwelijk. Berry is in 2007 overleden, 63 jaar oud.

Na de scheiding ben ik in het Donjon gaan wonen maar deze plek was te klein voor al mijn ambities en mijn hobby’s. Ik verhuisde naar mijn huidige woning in de Haasdonk en ik geniet van de ruimtes en mijn tuin.

 

Sinds 2006 geniet ik van mijn pensioen.

Letland 1940 – 1945

Uit angst voor de 2e Sovjet invasie is mijn zwangere moeder met de laatste vluchtelingenboot uit Riga gevlucht. In de eerste jaren van de oorlog verlieten ongeveer 1000 mensen het land. Het grootste deel verliet Letland in de jaren 1942 – 1945. In totaal zijn 210.000 mensen vertrokken naar het westen. Mijn moeder keerde, net als vele anderen, niet meer terug.

VOORGESCHIEDENIS

Sinds de 18e eeuw maakte Letland deel uit van het Russische rijk. Daarvoor behoorde het o.a. tot het Poolse en Zweedse Rijk. In 1918 werd Letland voor het eerst onafhankelijk. Er is veel oud zeer in de Baltische landen aan de Oostzee. De eerste Sovjet bezetting begon in 1940.  In 1941-1944 was er de Duitse bezetting en in 1944, de tweede Sovjet bezetting. De Baltische volken zaten jaren klem tussen twee bezetters. Na de oorlog was vooral de omgang met oud-strijders ingewikkeld. Hoe was de rol van de Baltische soldaten tijdens de bezetting geweest? Heeft hij de Duitsers geholpen tegen de Sovjets of andersom? Of behoorde hij bij die groep, die hun kansen grepen om Joden te vervolgen of politieke tegenstanders op te ruimen? Het was een verwarrende situatie toen de Baltische staten hun  onafhankelijkheid hadden herwonnen.

                   Letse soldaat 1939                       Molotov-Ribbentrop Pakt                                                        Riga 1941 

Er kwam een einde aan hun soevereiniteit toen Duitsland en de Sovjet-Unie in het beruchte Molotov-Ribbentrop-Pakt van augustus 1939 hun grenzen hadden afgebakend en Polen onder elkaar hadden verdeeld. In geheime clausules van het Pakt waren de Baltische staten aan Sovjet-Rusland toegewezen.

Stalin wilde eerst Finland veroveren in 1939-1940. De Westerse mogendheden, die de Finnen steunden, werden in 1940 door Duitsland verslagen en hiermee kwamen Estland, Letland en Litouwen alleen te staan. Ze kregen een Russisch ultimatum voorgelegd, waarin de onmiddellijke toelating van grote aantallen Sovjeteenheden werd geëist. De Baltische presidenten capituleerden en de Russische troepen stroomden binnen. De kleine legers van de Baltische staten werden op non-actief  gesteld. De manschappen werden opgeslokt door het Rode Leger, officieren werden gevangen gezet, of vermoord, of naar Rusland afgevoerd. Nooit heeft iemand meer iets van hen gehoord. Estland, Letland en Litouwen werden tot "Sovjetrepublieken”verklaard.   

Heel snel kwam de terreur van Stalin’s geheime politie in actie: de NKVD begon iedereen te arresteren die verdacht werd van anti-sovjethouding. Tienduizenden Esten, Letten en Litouwers werden gedeporteerd of vermoord. Veel Balten begonnen in stilte te denken: “alles is beter dan dit”. Maar van de geallieerden viel voorlopig geen hulp te verwachten: Frankrijk was bezet, Engeland vocht voor zijn leven en Amerika bleef neutraal.

Toen op 22 juni 1941 het Duitse leger met 150 divisies de Sovjet-Unie binnenviel wekte dat in de Baltische landen grote verwachtingen op, behalve bij de Joden. Zou Hitler misschien de onafhankelijkheid van de drie staten opnieuw erkennen? Als reactie op de stalinistische terreur waren veel mannen de bossen in gevlucht om daar als “Woudbroeders” verzet te plegen tegen het Rode Leger en het Sovjet-bestuur. In de Baltische landen had men in elk gezin wel een vader, zoon of broer verloren. Na de Duitse inval vielen er slachtoffers door de terreur van de NKVD. De haat tegen de Russische bezetters bereikte een hoogtepunt.

 

Veel soldaten liepen over naar de Duitsers. De Baltische staten waren nu in Duitse macht, de nieuwe bezetter. De Balten hoopten op zelfbestuur, maar dat wilden de Duitsers niet. De “Woudbroeders”werden omgevormd tot “politiebataljons”. Deze Baltische politiebataljons werden ingezet bij de grootschalige moord op Joodse burgers. Berucht was het “Sonderkommando Arjas” in Letland, dat plusminus 20.000 slachtoffers maakte. In Letland vormde generaal Kurelis een verzetsbeweging , die zich zowel tegen de nazi’s als tegen de sovjets keerde en die aansluiting zocht bij de geallieerden. 

Later werden deze politietroepen naar het Oostfront gestuurd. Zij vochten tegen het Rode Leger om te voorkomen dat zij weer werden opgeslokt door de Sovjets. Duizenden Baltische jongemannen stonden onder Duits bevel, in de illusie dat ze hun eigen land dienden.

Op initiatief van Himmler en zijn SS-generaals ontstond naast de Wehrmacht een elitekorps van de Waffen SS. De opzet was zoveel mogelijk buitenlanders binnen te halen. Ze werden gelokt omdat er gesproken werd van “Nationale legioenen”, waarbij een eigen vlag, een mouwembleem in de nationale kleuren en een nationaal symbool op de kraag. Baltische dienstplichtigen werden opgeroepen voor dienst in de SS-divisies.

Aan het Oostfront verloren de Duitsers steeds meer terrein. De Balten vreesden het ergste. Pas eind 1943 kon  er een eigen Letse divisie gevormd worden: ’15.SS-Freiwilligen Division’. Ze werden ingezet aan het Oostfront, dichtbij de Letse grens. Maar ze konden het Rode Leger niet tegenhouden. Er werden zware verliezen geleden, mede omdat ze zwak bewapend waren.

In de zomer van 1944 dreef een groot offensief van het Sovjet leger de Wehrmacht over de gehele lengte van het front terug. De geallieerden waren in Frankrijk geland en de bevrijding was in zicht. Daar was men optimistisch maar de Balten vreesden voor de terugkomst van de Sovjet-Unie. In augustus werd Estland onder de voet gelopen, de eenheden trokken zich terug richting Letland. De Letse 15e divisie leed zware verliezen en in januari 1945 gaven ze de strijd op. Ze vochten nog in Pommeren, hielpen Berlijn ontzetten, maar konden uiteindelijk niets meer uitrichten tegen de Sovjet overmacht.

Toen de Sovjets Letland opnieuw binnenvielen is mijn moeder gevlucht.